Meester Wong

Meester Wong, watermagiër van de Shugenya

De Shugenya is een eilandennatie in het noordwesten van Auros, voornamelijk bewoond door mensen. De eilanden zijn ruim 1200 jaar geleden gekoloniseerd door Shugen, een generaal uit het toenmalige mensenrijk Silesia. Shugen was een beroepsmilitair die eer, trouw en discipline hoog in het vaandel had staan. Na een groot conflict met de adel van Silesia, die hij van moreel verval betichtte, heeft Shugen Silesia verlaten om samen met een groot deel van zijn strijdkrachten een nieuwe natie te stichten. Dit werd Shugenya.

De Shugenya zijn een volk van krijgers, maar staan ook bekend om hun rijke spirituele en filosofische cultuur. Ondanks hun militaire geschiedenis zijn ze overwegend een vreedzaam volk. Vanwege de afgelegen ligging van de eilanden hebben ze de afgelopen eeuwen geen grote oorlogen gekend, al zijn er wel af en toe schermutselingen tussen diverse lokale heersers. De keizer waakt er echter over dat deze conflicten nooit uit de hand lopen.

Bestuur

Shugenya is een sterk hiërarchische samenleving die wordt geleid door een Keizer. De keizer, nog steeds een rechtstreekse afstammeling van Shugen zelf, heeft absolute macht die via een feodaal systeem verdeeld is over regionale en lokale leenheren.  Deze leenheren komen typisch uit machtige families, die achter de schermen grote invloed hebben in het Shugenya-rijk.

Cultuur

De militaire oorsprong van de natie is ook nu nog duidelijk herkenbaar in de cultuur. De krijgskunst staat in hoog aanzien; elke heerser wordt geacht een meester te zijn in gewapend of ongewapend vechten. Daarnaast worden eer, trouw en discipline als de belangrijkste normen gezien, vooral richting de superieuren maar ook richting de eigen familie. Je plaats kennen in de samenleving en die naar eer en geweten invullen wordt als een groot goed gezien. De Shugenya hebben daranaast grote waardering voor de filosofie en de kunsten, en zoeken actief naar een balans tussen lichaam en geest.

Strijdkrachten

Alle Shugenya-zonen, maar ook vele dochters, krijgen vanaf hun achtste tot hun zestiende jaar onderricht in de krijgskunsten. Kinderen van hooggeplaatste families worden getraind in het gebruik van het zwaard (katana), het meest eervolle wapen. Zij krijgen ook de mogelijkheid om beroepsmilitair (samoerai) te worden. Lager geplaatste kinderen krijgen in principe alleen les met ‘boerenwapens’ zoals de speer (yari) of de boog (yumi). Het staande leger van de Shugenya is als gevolg hiervan relatief klein, maar in tijden van oorlog kan een groot gedeelte van de bevolking worden opgeroepen om in het leger in te treden.

De beroepsmilitairen zijn onderverdeeld in 13 compagniëen of ordes, elk met hun eigen cultuur, tradities en regimenten:

  1. Shinigami (goden van de dood):  Elitesoldaten en persoonlijke lijfwacht van de Keizer. Veelal veteranen van andere ordes, zelden jonger dan 35 jaar.
  2. Onigami (woeste god): Uitverkorenen van Ragnor. Eervolle maar gesloten priesterorde waar vele verhalen over de ronde doen. Zo schijnen hun blikken schijnen te doden.
  3. Etai (natuur). Uitverkorenen van Manos. Naar verluidt krijgers die daadwerkelijk hun innerlijke balans gevonden hebben. Worden vaak ingezet als diplomaten.
  4. Chiyu (heling). Capabele krijgers, maar op het slagveld vooral actief als genezers. Aanbidden Helena.
  5. Asu (aarde). Krijger-magiërs die aardemagie gebruiken als ondersteuning van hun krijgskunst.
  6. Kaze (lucht). Krijger-magiërs die luchtmagie gebruiken als ondersteuning van hun krijgskunst.
  7. Mizu (water). Krijger-magiërs die watermagie gebruiken als ondersteuning van hun krijgskunst.
  8. Chuushin (aarde). Krijger-magiërs die hartmagie gebruiken als ondersteuning van hun krijgskunst.
  9. Gogyou (vuur). Krijger-magiërs die vuurmagie gebruiken als ondersteuning van hun krijgskunst.
  10. Kobushi (vuist). Krijgers uit Konoha, veelal afkomstig uit machtige families. Staan bekend om hun trots en soms arrogantie.
  11. Subeta (zwaard). Krijgers uit Yurasu. Vooral bekend vanwege hun tactisch vernuft.
  12. Handou (schop). Krijgers uit Sabaku. Bekend vanwege hun handigheidjes zoals het ontwapenen van tegenstanders. Gokken graag. Worden door andere ordes gezien als vrijbuiters.
  13. Ichiban chi (vers bloed). Nieuwelingen die net hun militaire opleiding hebben afgerond. Stromen na het opdoen van voldoende ervaring door naar een van de andere ordes.

Alleen bij de eerste, tweede en dertiende orde speelt vechtkunst en ervaring een prominente rol bijde toelating; bij de andere ordes zijn andere factoren zoals persoonlijke voorkeur en familiebanden van groter belang. Er is tussen de ordes een grote sportieve rivaliteit, die soms ook wel wat grimmiger wordt.

Er gaan ook geruchten over het bestaan van een veertiende orde, waarin getrainde spionnen en moordenaars zouden dienen in naam van de Keizer. In gegoede kringen wordt hier echter nooit openlijk over gesproken.

Religie

De Shugenya vereren alle goden, maar Ragnor en Manos nemen een speciale plek in hun religieuze beleving. In deze twee goden komen de krijgskunst en het streven naar harmonie en balans samen waar de samenleving van de Shugenya is gebouwd.