In een land, hier ver vandaan, woonde eens een prachtige prinses genaamd Morgiana. Zij was oogverblindend als de zon, haar huid zo zacht als zijde en met rondingen zo glad als de duinen in de woestijn. Zij was de dochter van een rijke Sultan, met bergen aan diamanten. Iedere prins begeerde haar, maar de Sultan vond geen enkele waardig genoeg. Niemand was immers rijker of machtiger dan de sultan, dus waarom zouden deze prinsen het recht hebben zijn dochter te trouwen? De Sultan liet een weddenschap uit gaan om van de prinsen af te zijn: hij vroeg iets wat hij met al zijn macht en rijkdommen niet voor elkaar kon krijgen. Diegene die een diamant kon doen smelten, zou recht hebben op de hand van de Prinsen.

Nu werkte in de stal van de Sultan, de kamelenjongen Mhamud. Hij leefde daar al zijn hele leven en hij was opgegroeid naast Morgiana. In het verleden waren zij in het geheim vriendjes, maar de Sultan verbood dit contact natuurlijk. Sindsdien stond Mhamud iedere nacht te vegen onder het raam van de Prinses, in de hoop een glimps van Morgiana op te vangen. Hij bad tot de Goden dat zijn liefde voor haar ooit beantwoord zou worden, maar ondanks deze gebeden keek zij nooit uit het raam.. of stiekem toch wel, wie zou het weten.

Maar vele prinsen kwamen naar de Sultan om een diamant te doen smelten. Eén kwam met vuur uit een vulkaan, wat de diamant tot as deed vergaan. Een ander met een machtig magiër die de diamant deed splijten. Maar geen enkele prins slaagde er in om een diamant te doen smelten. Keer op keer dropen de prinsen af.

Bijna een jaar verstreek en nog was geen prins er in geslaagd om de prinses te winnen. Op een nacht kwam een armzalig mannetje de stal van Mhamud binnen geschuifeld. Het mannetje vroeg aan Mhamud of hij misschien suikerklontjes had. Die had Mhamud altijd op zak, om zijn kamelen te belonen.. hij overhandigde deze aan het gebochelde mannetje.

Even later verscheen dit armzalige gebochelde mannetje aan het hof van de Sultan. Hij beweerde dat hij de diamant kon smelten! Hier werd om gelachen, maar de man mocht voor de Sultan komen. De Sultan wierp een blik op het mannetje, en vroeg welke prins hij vertegenwoordigde. Het mannetje zei  niemand te vertegenwoordigen, maar kwam met een voorstel: als hij een diamant kon laten smelten, zou de prinses moeten trouwen met de armste man op het paleis, de kamelenjongen. De Sultan lachte luid en gaf het mannetje een kans.

Het mannetje werd naar een diamant gebracht die klaar stond op een sokkel. Het mannetje verzocht een lakei om de diamant op een zilveren plaat te leggen, wat werd gedaan. Vervolgens pakte het mannetje een elixer tevoorschijn, hij goot dit in een cirkel om de diamant. Daarna sprak hij duistere spreuken en incantaties. Vlammen werden zichtbaar en er was een lichtflits. De omstanders knipperden met hun ogen… en zagen dat een klein wezentje verschenen was, bruin met vleugeltjes… een Djinn! Het wezentje krijste en tierde in een onbegrijpelijke taal, maar het mannetje pakte de suikerklontjes uit zijn tas en voerde deze aan de Djinn. Dit stemde de Djinn gunstig, en het mannetje vroeg de Djinn de diamant te smelten. De Djinn knikte, draaide zich naar de diamant en spuwde een blauwe vlam. Eerst leek er niets te gebeuren, maar langzaam ontstonden er druppels… alsof de diamant intens aan het zweten was! Kleiner en kleiner werd de diamant en de druppels vormden een plas op de zilveren plaat. Zo bleef er niets over van de diamant, behalve een spiegelende plas op de zilveren plaat, welke afkoelde en hard werd.

De Sultan was verbijsterd! Hij voelde zich verraden door het gebochelde mannetje! Maar voordat zijn wachters het mannetje konden grijpen, verdween het mannetje in een wolk van rook met de diamanten spiegel. Een wachter probeerde de Djinn te pakken, welke verschrikt een raam uit vloog voordat de wachter hem uit de lucht kon grissen.

Woedend was de Sultan! Zo woedend dat hij de Mhamud de kamelenjongen direct voor hem liet brengen. Hij legde de jongen uit welke weddenschap hij was aangegaan en dat de Mhamud nu officieel gehuwd was met de prinses. Mhamud was natuurlijk verheugd, en ook de Prinses leek te glunderen! Vervolgens liet de sultan de kamelenjongen onthoofden.

De Sultan had geleerd nooit meer zo een weddenschap uit te laten gaan. Hij trouwde zijn dochter met een naburige Sultan, wat een verbond van honderd jaren vrede en voorspoed zou betekenen. De handel was goed, en de Sultan was tevreden.